Afvalwater

Voor de lozing van afvalwater dient de wetgeving van VLAREM gevolgd te worden. Belangrijk bij het ontwerp is de rioleringssituatie te kennen. Je kan dit raadplegen via de zoneringsplannen. Wanneer de woning zich bijvoorbeeld in ‘collectief te optimaliseren buitengebied’ bevindt dient volgens Vlarem II verplicht een septische put geplaatst te worden waarop zowel zwart als grijs water aangesloten zijn. Lees de uitgebreide toelichting bij de zoneringsplannen en de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen.

Indien er nog geen riolering ligt, die aangesloten is op een waterzuiveringsinstallatie, zijn er 2 mogelijkheden:

  1. De aanleg van riolering/aansluiting op zuiveringsinstallatie is later voorzien: alle afvalwater dient gezuiverd te worden alvorens te lozen op gracht/sterfput. Dit kan door plaatsing van een septische put van minimum 3.000 liter (tot 5 personen).
  2. De aanleg van riolering is niet voorzien: u staat zelf in voor de zuivering van uw afvalwater door de plaatsing van een IBA. Dit kan een IBA zijn in eigen beheer of in beheer van de rioolbeheerder. U kan hiervoor best contact opnemen met uw rioolbeheerder.

Voor de aanleg van het afvalwaterstelsel kan u de TV265 (herziening van TV200): Sanitaire installaties deel 1: installaties voor de afvoer van afvalwater in gebouwen’ raadplegen van het WTCB. Hierbij komt de be- en ontluchting ook aan bod.

Sommige rioolbeheerders verplichten het plaatsen van een septische put voor fecaal water. Bij nieuwbouw staat deze voorwaarde opgenomen in de omgevingsvergunning. Het plaatsen van een septische put voor fecaal water is aangeraden indien de afstand van het toilet tot het lozingspunt groter dan 25 meter is.

Bekijk ook altijd of uw rioolbeheerder een aansluitreglement (technisch reglement) heeft om de voorwaarden te kennen.

Indien er riolering aanwezig is in de straat is er aansluitplicht. Het plaatsen van een IBA (zelf afvalwater zuiveren) is bijgevolg verboden volgens Vlarem II.

Regenwater

Regenwater en afvalwater dienen correct geschieden te worden. Meer informatie over correcte aansluitingen vindt u in ons overzichtsdocument voor ontwerpers.

Voor regenwater dien je de regels te volgen van Vlarem II en de GSV Hemelwater. Het technisch achtergronddocument bij de GSV Hemelwater legt uit wanneer je een hemelwaterput, infiltratievoorziening en/of buffervoorziening dient te plaatsen en hoe deze gedimensioneerd dient te worden.

U dient voor het ontwerp ook te weten waar de aansluiting komt. Voor complexe situaties adviseren wij contact op te nemen met de rioolbeheerder. In sommige gemeenten wordt geen aansluiting gegeven voor RWA en dient het regenwater op eigen terrein gehouden te worden.

Een hulpmiddel om na te gaan of uw ontwerp aan de GSV Hemelwater voldoet kan via de webtoepassing watertoets. Hiermee kan je ook de dimensionering van de infiltratievoorziening berekenen. Deze dient mee ingediend te worden bij de bouwaanvraag.

Er is geen aansluitplicht voor regenwater. Ook voor bestaande gebouwen beoogt men om regenwater zolang mogelijk op eigen terrein te houden door natuurlijke afvloei of infiltratie, mogelijkheid tot hergebruik en pas in laatste instantie de aansluiting op openbaar domein. Geef de voorkeur aan natuurlijke afvloei.

Het regenwater dient volgende volgorde te respecteren cfr. de ladder van Lansink zoals opgenomen in Vlarem II:

  • opvangen voor hergebruik (via een regenwaterput)
  • infiltratie op het eigen terrein
  • bufferen met vertraagd lozen op het oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor regenwater
  • lozen in de regenwaterafvoerleiding (RWA) van de straat
  • lozen op de openbare riolering: dit is enkel toegelaten als geen van de voorgaande afvoerwijzen mogelijk is