Troebele financiële vooruitzichten voor lokale besturen
Door Jan Leroy, directeur Bestuur Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten
Gemeenten en hun rioolbeheerders hebben nog een pak investeringen voor de boeg om te voldoen aan de Europese verplichtingen. Maar daarvoor is geld nodig, en dus financiële ruimte. Jammer genoeg weten we dat de investeringen vaak het eerst geschrapt worden als er ergens moet worden bespaard of bij toenemende onzekerheid over de beschikbare geldmiddelen voor de komende periode.
De Vlaamse gemeenten komen, net als de rest van de samenleving, uit een periode van bijzondere turbulentie. Ze hadden eind 2019 nog maar net hun meerjarenplannen 2020-2025 afgewerkt toen het coronavirus opdook en alles plots anders werd. Op de lopende investeringen had de gezondheidscrisis slechts een beperkt effect. De eerste weken werden werken stilgelegd omdat de voorzorgsmaatregelen bij gebrek aan beschermingsmateriaal niet konden worden nageleefd. Gelukkig was dat snel verholpen.
De voorbereiding van nieuwe projecten liep hier en daar ook wat vertraging op, omdat gemeenten een deel van hun mensen moesten inzetten voor
andere opdrachten of omdat het onmogelijk was fysieke vergaderingen te organiseren en volwaardige digitale alternatieven nog niet meteen beschikbaar waren. Maar ook hiervan zullen we wellicht geen structurele gevolgen ondervinden.
Waar we wel voor vrezen is het effect van de crisis op de beschikbare budgettaire ruimte voor de komende jaren. Het is vandaag nog altijd zeer moeilijk om een raming te maken van de gevolgen van de tijdelijke werkloosheid en een aantal gesloten sectoren op de in 2020 en 2021 verdiende belastbare inkomens, en dus op de verschuldigde personenbelasting en de gemeentelijke aanvullende personenbelasting (APB). Die APB is in Vlaanderen goed voor ruim 18% van de gemeentelijke exploitatie-ontvangsten, of een kleine 2 miljard euro per jaar. Een corona-effect van 5% kan dus al snel een gat van 100 miljoen euro slaan.
Ook over de inkomsten uit de opcentiemen onroerende voorheffing bestaat onzekerheid, bv. wegens non-activiteit van sommige bedrijfsruimten of omdat de belastingen wegens faillissementen gewoon niet kunnen worden geïnd. Die opcentiemen leveren de Vlaamse gemeenten jaarlijks zowat 2,3 miljard euro op.
Over de meeste andere extra uitgaven (bv. triage- en vaccinatiecentra, extra noodopvang voor kinderen, inkomenssteun, enz.) of minder inkomsten (bv. wegens geschrapte belastingen op terrassen) maken we ons minder zorgen, omdat die deels door subsidies van de centrale overheden werden gecompenseerd en/of wegens hun relatief beperkte financiële gewicht.
Een aandachtspunt blijft wel de sanering van de financiën van de Vlaamse en de federale overheid die er ongetwijfeld zit aan te komen. Europa was in 2020 mild voor oplopende tekorten en schulden van overheden, omdat die nu eenmaal voorrang moesten geven aan het bestrijden van de crisis. Maar de strakke budgettaire teugels keren ongetwijfeld terug, en dat betekent voor België dus nog een zeer lastige weg om weer in rustig vaarwater terecht
te komen.
Lokale besturen zelf hebben hun financiën globaal genomen op orde, zo bevestigde de Hoge Raad van Financiën begin 2021 nog. Maar als centrale overheden gaan saneren, zouden de gevolgen ook wel eens lokaal kunnen zijn, met minder subsidies of aangescherpte evenwichtsnormen, twee zaken die nefast zouden zijn voor de lokale investeringscapaciteit. Laten we hopen dat het zo ver niet komt, maar uitgesloten is het zeker niet. Bindende interbestuurlijke afspraken, bv. over de Vlaamse investeringssubsidies en de door de gemeenten en hun rioolbeheerders te bereiken saneringsdoelstellingen, kunnen die onzekerheid wegnemen en de noodzakelijke inspanningen voor proper water blijvend ondersteunen.