Gemeenten verantwoordelijk voor de handhaving van de privéwaterafvoer

Door Tom Swerts, GD&A advocaten

De Europese Kaderrichtlijn Water legt Vlaanderen de doelstelling op om tegen 2027 een goede kwaliteit te verkrijgen van oppervlakte- en grondwater. De keuring van de privéwaterafvoer is een essentieel instrument om deze doelstelling te bereiken. Het nieuwe artikel 12/1 van het Algemeen Waterverkoopreglement legt de verantwoordelijkheid op om handhavend op te treden wanneer een privéwaterafvoer zonder keuring in gebruik wordt genomen uitdrukkelijk bij de gemeente.

Sinds 1 juli 2011 geldt volgens het Algemeen Waterverkoopreglement de verplichting om de afvoer van afval- en regenwater te laten keuren. De keuring van de privéwaterafvoer is verplicht en garandeert een efficiënt afvalwaterbeheer. Daarnaast geeft de keuring rechtsonderhorigen de zekerheid dat de scheiding van hun privéwaterafvoer correct is uitgevoerd.

Sinds 1 januari 2021 bepaalt het nieuwe artikel 12/1 van het Algemeen Waterverkoopreglement dat de rioolbeheerder de gemeentelijke toezichthouder op de hoogte moet brengen van de niet-conforme keuringsattesten en over privéwaterafvoeren die in gebruik zijn genomen zonder voorafgaande keuring. De rioolbeheerder kan zelf slechts een aanmaning versturen, en de aansluiting van de privéwaterafvoer op de huisaansluiting of het openbaar saneringsnetwerk weigeren.

Het nieuwe artikel 12/1 van het Algemeen Waterverkoopreglement heeft tot gevolg dat nu duidelijk is dat de gemeentelijke toezichthouder aan zet is wanneer hij melding krijgt van een niet-gekeurde of niet-conforme privéwaterafvoer. De gemeentelijke toezichthouder zal handhavend moeten optreden om te voorkomen dat dergelijke privéwaterafvoer schade aan het leefmilieu berokkent. De gemeentelijke toezichthouders dienen de meldingen van de rioolbeheerder nauwgezet op te volgen teneinde de gemeente van buitencontractuele aansprakelijkheid te vrijwaren.

De juridische grondslag voor het handhavend optreden van de gemeentelijke toezichthouder kan worden teruggevonden in artikel 34 van het Milieuhandhavingsbesluit, dat bepaalt dat de gemeentelijke (of lokale) toezichthouder instaat voor het toezicht op de milieuvoorwaarden voor inrichtingen van klasse 2 en 3 en voor niet-ingedeelde inrichtingen.

De verplichtingen omtrent een gescheiden waterafvoer zijn opgenomen in deel 4 en deel 6 van VLAREM II, die de milieuvoorwaarden voor respectievelijk ingedeelde en niet-ingedeelde inrichtingen omschrijven. De lokale toezichthouder ziet toe op de regels inzake gescheiden waterafvoer. Ingeval van ingebruikname zonder voorafgaande keuring, is de kans zeer groot dat de regelgeving op het vlak van gescheiden afvoer overtreden wordt.

Daarnaast zijn de lokale toezichthouders volgens artikel 34 Milieuhandhavingsbesluit ook bevoegd om toezicht uit te oefenen op titel III, hoofdstuk 2, van het Waterwetboek, wat de lozing van afvalwater en de opsporing van elke vorm van waterverontreiniging betreft.

Lokale besturen dragen dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid bij de opvolging en, waar nodig, handhaving van niet-conforme en niet-uitgevoerde keuringen.

Om deze opvolging en handhaving te vereenvoudigen ontwikkelt Vlario in haar KPR-systeem een module opvolging en handhaving. Contacteer ons voor meer info hierover.