De nieuwe versie Code goede praktijk deel 3 is beschikbaar. Deze Code reikt handvaten aan om de ambities die in de GSVH werden vastgelegd, technisch zo goed als mogelijk in te vullen. Deel 3 behandelt een correct ontwerp van een systeem met één of meerdere bronmaatregelen die samen beogen om de impact van geplande ingrepen zoals wegenis- of rioleringswerken op het watersysteem te beperken. Hierbij kunnen optimale oplossingen groeien uit een samenwerking over de perceelsgrenzen heen of tussen publieke en private actoren. Op die manier kan de impact op de omgeving ook in functie van de (tijdelijke) lokale behoeften geoptimaliseerd worden, waarbij het effect van collectieve bronmaatregelen niet enkel bepaald wordt door ontwerpkeuzes, maar ook door de bedrijfsvoering.
Voor handelingen op openbaar domein die volledig vrijgesteld zijn van vergunning, volgens artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, is de code van goede praktijk rioleringen van toepassing. De code zal ook invulling geven aan de manier waarop bij grote projecten of projecten op openbaar domein met de GSV hemelwater kan omgegaan worden.
CVGP Deel 3: bronmaatregelen
Invoegetreding
De richtlijnen in dit hoofdstuk zijn voor projecten op het openbaar domein die een omgevingsvergunning behoeven van toepassing zodra de omgevingsvergunning aangevraagd wordt vanaf 7 januari 2025, met uitzondering van het openbaar domein dat deel uitmaakt van een aanvraag tot omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Voor deze werken is de hemelwaterverordening (en de Code) reeds van toepassing voor vergunningsaanvragen vanaf 2 oktober 2023.
Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en ontwerper om met deze timing rekening te houden bij de uitwerking van het ontwerp en het vergunningsdossier.
Voor dossiers die vrijgesteld zijn van een omgevingsvergunning zijn deze richtlijnen van toepassing voor projecten die aanbesteed worden vanaf 7 januari 2025.
Toepassingsgebied
Vallen buiten het toepassingsgebied van de Code
Onderstaande werkzaamheden vallen m.b.t. het hemelwaterbeheer buiten de ambities van de Vlaamse Regering.
Dit zijn over het algemeen werken, beperkt in ruimte, waarbij bestaande wegverhardingen lokaal opgebroken en hersteld worden en waarbij er – zonder de scope van het oorspronkelijke project uit te breiden – geen opportuniteiten zijn om het hemelwater op een duurzamere wijze te verwerken.
- Het herstellen en/of onderhouden van de wegopbouw in een lokale zone: vervangen betonvakken (al dan niet door andere materialen), verzakkingen herstellen, de heraanleg van rijbanen in het kader van structureel onderhoud, waarbij – indien funderingslagen aanwezig zijn – voorzien wordt deze niet geheel te vervangen[1] (al dan niet door dezelfde materialen), verplaatsen kantstroken n.a.v. opbraak bestaande verhardingen, het realiseren of overkoppelen van aansluitingen op riolering of nutsleidingen, ….
- De aanleg van verhoogde kruispunten, verkeersdrempels, bushaltes, hoppinpunten, dringende ingrepen i.h.k.v. verkeersveiligheid en andere lokale verkeerstechnische maatregelen
- Het opbreken en herstellen van een sleuf met minimale breedte (zie SB 250)
- voor het aanleggen, herstellen of wijzigen van één of meerdere nutsvoorzieningen, andere dan rioleringen (transport of distributie van drinkwater, elektriciteit, aardgas, warmte- en koudenetleidingen, …).
- voor het herstellen of lokaal vervangen van afval- of hemelwaterleidingen
- Heraanleggen van fiets- of voetpaden
- …
Dergelijke werkzaamheden kunnen voor wegbeheerders en beheerders van afwaartse oppervlakte- of regenwaterstelsels wel een opportuniteit vormen om in synergie eigen doelstellingen (vb. gemeentelijke klimaatplannen) te realiseren. Van de opdrachtgevers en ontwerpers van bovenstaande werken verwachten we een alertheid m.b.t. de kansen die hun werken kunnen bieden wat betreft o.a. het beperken van afstroom, dit kan ook voor hen een besparing vormen. Werken moeten daarom tijdig kenbaar gemaakt worden aan de relevante stakeholders.
De beschikbare investeringsmiddelen zijn beperkt en moeten efficiënt ingezet worden met het oog op het maximaal realiseren van alle doelstellingen. Daarom dient elke actor op het openbaar domein weloverwogen keuzes te maken om het ter plaatse houden van regenwater maximaal te faciliteren en mee te integreren in de projecten.
Vallen binnen het toepassingsgebied van de Code
Voor onderstaande werken wordt gestreefd naar de basisambities zoals opgenomen in de GSVH. Dit betekent dat nagegaan wordt in hoeverre gebruik van hemelwater zinvol is en dat voor de in rekening te brengen oppervlaktes (zie 3.7.1) één of meerdere bronmaatregelen worden voorzien. Deze worden ontworpen volgens de dimensioneringsprincipes beschreven in 3.7. De impact van deze bronmaatregelen wordt tijdens ontwerp in overleg met de beheerder van het ontvangend hemel- of oppervlaktewaterstelsel geoptimaliseerd overeenkomstig 3.7.4.
- Als geen regen- of oppervlaktewaterafvoer wordt (her)aangelegd
- De aanleg van nieuwe verhardingen.
- De heraanleg van rijbanen in het kader van structureel onderhoud, waarbij funderingslagen aanwezig zijn en voorzien wordt deze geheel te vervangen (al dan niet door andere materialen)
- De planmatige en integrale heraanleg (‘van gevel tot gevel’) van rijbanen, voet- en/of fietspaden of andere verhardingen op openbaar domein door de weg- of domeinbeheerder
- De planmatige aanleg van een afvalwaterleiding
Voor de gevallen 1b, 1c en 1d streven we naar een ontwerp volgens de strikte ontwerpregels van de GSVH, maar moeten we er ons van bewust zijn dat dit niet overal mogelijk zal zijn. Wel wordt verwacht dat tijdens het projectontwerp wordt bekeken wat maximaal kan gerealiseerd worden zonder de bestaande, niet in de werken betrokken, infrastructuur op te breken.
- De aanleg van een regen- of oppervlaktewaterafvoer (excl. aansluitingen) waarop (een deel van) de in rekening te brengen afwaterende oppervlakte binnen de projectzone is aangesloten.
Voor niet-vergunningsplichtige handelingen kan afgeweken worden van de ontwerpregels, wanneer ze kaderen in een goedgekeurd Hemelwater- en droogteplan waarin de impact van de betreffende handelingen werd onderzocht. Het College van Burgemeester en Schepenen kan dit bevestigen. Er kan ook afgeweken worden van de ontwerpregels als de waterloopbeheerder bevestigt dat er op de waterloop geen noemenswaardige wateroverlastproblemen zijn, of de bestaande verharding geen betekenisvolle oorzaak is van wateroverlast of droogteproblematiek.
Wanneer de strikte toepassing van de ontwerpregels in deze Code ertoe zou leiden dat een van vergunning vrijgesteld project toch vergunningsplichtig wordt, kunnen de bronmaatregelen voor bestaande verhardingen, na grondige evaluatie van de verschillende opties gefaseerd uitgebouwd worden. Dit stelt opdrachtgevers dus niet vrij van het voorzien van bronmaatregelen binnen de projectzone. We raden aan om hierover steeds in overleg te gaan met de betrokken waterloopbeheerder, om discussies tijdens de uitvoering te vermijden. Desgevallend kunnen tussen opdrachtgever en waterloopbeheerder afspraken gemaakt worden die garanties bieden rond de gefaseerde uitvoering van de bronmaatregelen. Dit kan ook in de vorm van afspraken binnen een hemelwater- en droogteplan.
De uitbouw van bronmaatregelen binnen het openbaar domein moet ook rekening houden met de specifieke technische vereisten van de wegbeheerder of beheerder van het openbaar domein en afgestemd zijn op de lokale situatie en de functie die aan het openbaar domein wordt toebedeeld. De mogelijkheden binnen de projectzone, moeten evenwel maximaal benut worden.
[1] Gedeeltelijke vernieuwing of herstellingswerken aan de funderingslagen, zonder dat deze geheel wordt vervangen, zijn hierbij dus wel mogelijk (m.a.w. zolang er een funderingslaag aanwezig blijft en zolang de verharding dus niet volledig opgebroken wordt tot op de oorspronkelijke blote grond.)